
Als jong meisje werkte ik in de zomers drie weken achter elkaar in een stoffige bollenschuur in Egmond. Ik was veertien, vijftien, zestien jaar oud. Niemand sprak over risico’s of bescherming, het hoorde er gewoon bij. Later woonde ik tegenover proefvelden in Wageningen en opnieuw was ik omringd door bestrijdingsmiddelen. Nog weer later werkte ik in een laboratorium met glyfosaat. Mijn bureau stond midden in het lab. Ik pipetteerde ermee, zelfs tijdens mijn zwangerschappen.
Vanaf mijn zestiende begon ik vage klachten te krijgen: spier- en gewrichtspijnen, uitval in mijn arm en been. Jarenlang werd gezegd dat het stress was. Pas 36 jaar later kwam de diagnose: parkinson. Inmiddels moet ik steeds meer inleveren. Ik kan niet meer werken, verliezen mijn overzicht in de tijd, zelfs varen en zeilen lukt niet meer. Het voelt als een langzaam voortschrijdende rouw.
Wat ik hoop is dat mensen beseffen dat dit niet zomaar verhalen zijn, maar levens. Dat boeren trots kunnen zijn op hun werk, maar ook verantwoordelijkheid nemen om gezonder te telen. Zij hebben de macht om het verschil te maken – voor zichzelf, voor hun kinderen, en voor de samenleving.
Jobien
