
Mijn vader was bollenkweker, dus van jongs af aan kwam ik in aanraking met bestrijdingsmiddelen. Als kind werkte ik mee in de bollenschuur in De Zilk, tussen de tulpen en hyacinten. In een kast zonder slot stonden jerrycans met doodskoppen erop. Wij wisten niet beter. Bij het ‘bollen hollen’ en ‘dopen’ hing een zoetige geur van gif in de lucht – die geur kan ik me nog precies voor de geest halen.
Jaren later merkte ik dat er iets niet goed was. Hardlopen ging niet meer soepel, mijn been liep letterlijk uit de pas. Ook fietsen werd lastiger. Mijn dochter zei op een dag: “Mam, misschien is het parkinson.” En dat bleek zo te zijn.
Ik wil dat mensen beseffen hoe groot het gevaar van pesticiden is. Alleen een verbod kan dit keren. Er moet grootschalig onderzoek komen naar de risico’s én naar gezonde manieren van telen – zonder gif – voor de toekomst van ons allemaal.
Onze tuin
Als bollendochter ben ik samen met mijn man vanuit Haarlem teruggekeerd naar mijn geboortedorp Hillegom. De ligging van het huis – aan de Rijnlandse boezem, met uitzicht over de bollenvelden en de rust van het buitengebied – gaf voor ons de doorslag.
We hadden geen idee wat er zich precies afspeelde op die velden die mijn jeugd kleur gaven. Natuurlijk wisten we dat er werd gespoten, maar hoe intensief en wat dat betekende voor de natuur, daar stonden we niet bij stil. We zagen onszelf als enigszins milieubewust, maar niet diepgaand. Toch lag onze liefde voor de natuur aan de basis van een nieuw avontuur: we besloten imkers te worden.
Na het afronden van een imkercursus in Haarlem begonnen we enthousiast met één bijenkast in onze tuin. Het leek ons een ideale plek: volop bloemen, bomen en ruimte. In het begin ging het goed. De bijen zoemden tevreden, de honing vloeide, en wij genoten van het leven in de tuin.
Maar al snel kwam er een kentering. De bijen begonnen te zwermen – telkens vertrok een deel van het volk op zoek naar een nieuw onderkomen. Binnen korte tijd stonden er zeven kasten in onze tuin, die we met moeite in leven konden houden. En toen kwam die ene winter, gevolgd door een vreemd voorjaar. Alle bijenvolken waren verdwenen. Dood, of niet teruggekeerd.
Op dat moment viel het kwartje echt. We hadden het al vermoed, maar nu zagen we het helder: de intensieve bollenteelt, met haar gif en zware mechanisatie, liet hier haar sporen na. Wat ooit een levendige, zoemende tuin was, werd stil.
Jacqueline
