Blog: De Koorddanser

Blog: De Koorddanser

2 maart 2021 door Arnold Smeels

In mijn fantasie verschijn ik zo nu en dan in beeld als een koorddanser, hoog in de lucht, op een lange dunne draad. Die draad eindigt ergens in de verte, in een onbestemd diffuus duister; ik kan niet zien hoe die verder loopt.

Ik draag een lange stok in beide handen, een hulpje om mijn evenwicht beter te kunnen bewaren. Links op de stok zit mijn verstand, rechts mijn gevoel. Zo lang ze maar in evenwicht zijn, donder ik niet naar beneden.
Maar hoe vaak wordt dat evenwicht niet verstoord? Ook door mijzelf.

Mijn voorland hoeft toch niet te zijn wat ik de allereerste keer bij de neuroloog in de wachtkamer aan ellende zag? Of in het oefenzaaltje bij de fysiotherapie voor Niet Aangeboren Hersenaandoeningen? Of voor me, in de rij bij de kassa bij Albert Heijn? Toch ben ik af en toe bang dat het zo een keer zal aflopen. Ik hoef toch niet tegen mezelf te zeggen dat het bij mij wel meevalt, omdat er mensen zijn die er veel beroerder aan toe zijn? Ik hoef mezelf toch niet tekort te doen door zo’n vergelijking met lotgenoten te maken? Het leven is toch geen wedstrijd in wie er het beroerdst aan toe is? Het is al moeilijk genoeg om met mezelf te dealen: te aanvaarden dat het is zoals het is. Dicht bij mezelf blijven. Hoe het morgen is, zie ik morgen wel. Maar hoe doe je dat eigenlijk, dicht bij jezelf blijven?
En hoe moet dat, aanvaarden dat het is zoals het is?

Na verloop van tijd merkte ik aan de blikken van mensen die mij buiten tegemoetkwamen wel, dat je aan me kon zien dat er iets aan de hand was. Ze keken me net iets langer aan dan vroeger. Eerst dacht ik dat ik het me alleen maar verbeeldde. Ik ben er bewust op gaan letten. Het was werkelijk zo. Het advies dat ik me daar niets van aan moet trekken was goed bedoeld. Werkte het maar zo simpel. Ze voelden als een aanslag op mijn zelfvertrouwen, al die blikken. Slecht voor mijn evenwicht. Ik voelde me er klein van worden. Ik ben er nog steeds niet goed aan gewend. Ik zie ze af en toe nog steeds.
Nog altijd makkelijk uit mijn evenwicht.
De kans om dement te worden is aanzienlijk. Toen ik mijn pantoffels kwijt was, en ze na lang zoeken eindelijk terugvond in de wasmand, voelde ik me verslagen. Uit balans.
Als het mij in gezelschap niet lukt de aandacht te trekken omdat ik mij onvoldoende goed hoorbaar en verstaanbaar kan maken, betrap ik mij erop dat ik snel afhaak, opgeef, en maar inslik en voor me hou wat ik had willen zeggen. Vroeger zou ik voor mezelf zijn opgekomen. Nu gooi ik de handdoek sneller in de ring. Dan is mijn evenwicht zoek.
Dan val ik om. Opnieuw.

Er begint onbalans te ontstaan in hoe Andrien en ik de huishoudelijke taken hebben verdeeld. Of dat echt al zo is laat ik voor wat het is. Dat gevoel is er bij mij in ieder geval wel. Dat verstoort mijn balans en vraagt om tegenwicht. Anders val ik. Maar waar haal ik dat tegenwicht vandaan? Het leidt tot schuldgevoel, omdat ik Andrien opzadel met wat daarvoor mijn aandeel in het huishouden was. We hadden er samen een stilzwijgende deal over, maar ik houd me niet meer aan die afspraken. Wat stel ik er tegenover om mijn evenwicht niet te verliezen?

Het allerliefst zit ik met een mooi muziekje erbij te schilderen of te schrijven. Hoe minder externe impulsen, hoe minder last ik van mijn imperfecties heb. Ik hoef niet meer elke dag andere mensen te zien. Ik snap best dat dat schuurt met het sociale leven dat we samen gewend waren, en waar Andrien nog steeds behoefte aan heeft. Ik ook nog wel, maar aanzienlijk minder. Daarom schuurt dat ook aan mij. Ook die balans vraagt om tegendruk, anders val ik. Maar waar haal ik die vandaan?

Het maakt me soms onrustig, niet te weten waar de draad van mijn koorddanser heen gaat. Wat er daar aan het eind van die draad is, in dat diffuse duister. Niet te weten wie of wat er morgen op de linker- of op de rechterkant van de lange stok bij komt zitten om mijn evenwicht te verstoren. Bij het verhaal van mijn onneembare burcht is het evenwicht zoek. Dan nemen emotie en tranen het van mijn verstand over. Vraag me niet hoe het komt. Dan val ik.   

Gaandeweg moet ik op steeds meer vlakken op zoek naar evenwicht. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat word ik met mijn imperfecties geconfronteerd. Arnold 2.0 staat voortdurend aan mijn wankele evenwicht te sjorren.

Ik slaap goed, maar kort. Tussen vijf en zes heb ik het ’s morgens in bed wel gezien. Ik begin dus vroeg met het aanspreken van mijn energie. Als de accu dan in de vroege avond al aardig leeg raakt, kan ik beter iets actiefs ondernemen. Alles beter, dan passief voor de buis blijven hangen. Ik kan dan zomaar door een gevoel van diepe vermoeidheid overvallen worden. De beste remedie is in dat geval de buitenlucht. Ik maak met mijn bijna lege accu met regelmaat na het avondeten wandelingen door de stad. Zo haal ik ook mijn dagelijkse verplichte stappen! ‘Laat ze maar kijken’, prent ik mijzelf soms in, als ik voor mijn gevoel niet altijd even vast ter been over de ongelijke stoepen in het centrum van de stad loop en ik weer net iets te lang word aangekeken door de mensen die me tegemoet lopen. ‘Zo bij donker zullen ze ook wel denken dat ik een stuk in mijn kraag heb’, denk ik.
Ik ontwijk uit schaamte hun blikken.
Niet in balans, zowel letterlijk als figuurlijk.

Ga terug naar alle blogs van Arnold Smeels

Reacties

Terug naar boven