Blog: Ons kent ons

Blog: Ons kent ons

4 januari 2022 door Arnold Smeels

Ik heb me er wel eens op betrapt dat ik mij te weinig afvroeg hoe Andrien er onder was. Ze had ook al wel eens gezegd dat ze vond dat ik weinig praatte over hoe ik me voelde.

In diezelfde periode vond ik in een brochure van de afdeling neurologie van met medisch centrum van de RUG een lijst met psychologische veranderingen, die het gevolg kunnen zijn van Parkinson. Ik ben hem zelf langsgelopen, maar heb ook Andrien gevraagd er eens naar te kijken, onafhankelijk van mijn antwoorden.

Over sommige aspecten bleken we hetzelfde te denken. Dat ik langzamer ben geworden, bijvoorbeeld, en meer tijd nodig heb om dingen af te ronden. Beiden vonden we niet dat mijn gewijzigde tempo bij Andrien tot irritaties leidt. Ook over mijn toegenomen vermoeidheid en slaperigheid dachten we hetzelfde. Moeite met het plannen en met het in de juiste volgorde afwerken van zaken heb ik niet, vonden we beiden. Ik begin aan allerlei dingen zonder iets af te maken, ik ga volledig op in een activiteit en kan slecht snel omschakelen. Geen verschil van mening! Ik raak meer op mijzelf gericht, maar word niet egocentrisch. Ik drink wel te veel en ben volgens sommige definities zelfs aan wijn verslaafd, maar van verslavingsgedrag dat aan Parkinson is gerelateerd, heb ik geen last. Check! Ook vonden we geen van tweeën dat ik chaotisch en druk over kom, en praat zonder oog en oor te hebben voor anderen. Parkinson heeft me tot nu toe niet tot een ongemanierd mens gemaakt, of tot iemand die voortdurend de aandacht vraagt. Ik vind het moeilijk om mij in grotere gezelschappen te concentreren en de draad goed vast te houden. Van apraxie heb ik geen last. Dat is: niet meer weten wat de functie van iets is, en dingen om je heen of je eigen lichaamsdelen niet meer herkennen. Het lukt me om me behoorlijk uit te drukken. Ik blijf niet steken in een onderwerp en raak de draad van mijn verhaal niet kwijt. Mijn ziekte-inzicht is niet verminderd: ik heb een realistisch beeld van de situatie. Het kost me moeite mijn emoties te onderdrukken en ik kan bij het minste of geringste huilen. Ik herken emoties niet minder snel dan vroeger, en beleef ze ook niet minder intens. Angstaanvallen zijn mij vreemd, en hyperventileren doe ik niet. Boos kunnen worden om iets kleins en zo nu en dan prikkelbaar zijn vallen ook onder deze categorie. We vonden alle twee dat ik slecht tegen drukte, lawaai, veel mensen en tijdsdruk kan.

Sommige dingen waren voor mij een weet, maar voor Andrien bleven het vraagtekens. Zo voel ik mezelf minder ondernemend dan daarvoor, en neem ik minder initiatief, terwijl zij dat niet zo goed kon beoordelen. Ik merk dat ik zo af en toe problemen heb met het verwerken van informatie, bijvoorbeeld als ik me de procedure van de zelfscanner in de supermarkt moet eigen maken. De neiging om aan dingen te beginnen maar ze niet af te maken of de moeite die het me kost me te concentreren en mijn aandacht op iets te richten en vast te houden, herkende ik wel, Andrien, toen in ieder geval, nog niet. Ook van mijn angst om dement te worden heeft ze een tijd lang niet geweten. Zelf vind ik dat ik zo nu en dan het overzicht mis, voor Andrien was dat een vraagteken.

Opmerkelijk vond ik, dat Andrien niet goed wist te beoordelen of ik minder kritisch naar mezelf was geworden, of ik nog wel goed kon inschatten wat ik wel en niet meer kon, of ik bang was om auto te rijden, bang was voor mensenmenigtes, of ik opstandig en agressief gedrag vertoonde, of mijn zelfvertrouwen aan het afnemen was en of ik last had van fobieën.

Uit onze antwoorden bleek dat zelfs Andrien niet altijd weet hoe het met me gesteld is. Terwijl ze me beter kent dan wie dan ook. Terwijl ze me iedere dag, al bijna vijftig jaar in en vijftig jaar uit, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat observeert. Laat staan hoe iedereen die verder weg staat dat zou kunnen weten.

Ga terug naar alle blogs van Arnold Smeels

Reacties

Terug naar boven